-
1 leisten
leisten1 presteren, tot stand brengen, verrichten ⇒ volbrengen♦voorbeelden:1 viel Arbeit leisten • veel werk doen, verzetten, verrichteneinen Beitrag leisten • een bijdrage levereneinen Eid leisten • een eed doen, afleggenGehorsam leisten • gehoorzamender Motor leistet 55 PS • de motor heeft een vermogen van 55 pk1 zich permitteren, veroorloven ⇒ zich gunnen♦voorbeelden:1 ich kann mir kein Auto leisten • ik kan me geen auto veroorloven, permitterensich ein Eis leisten • zichzelf op een ijsje trakteren -
2 sich ein Eis leisten
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский